For best experience please turn on javascript and use a modern browser!
You are using a browser that is no longer supported by Microsoft. Please upgrade your browser. The site may not present itself correctly if you continue browsing.
Alhoewel ruim de helft van alle studenten vrouw is, ligt het percentage vrouwelijke hoogleraren in Nederland rond de 15 procent. Nederland bungelt met dit percentage onderaan de Europese ladder. Ligt dit aan structurele barrières waardoor vrouwen niet kunnen opklimmen? Of zijn vrouwen gewoonweg minder ambitieus? Wat kan de universiteit en wat kunnen vrouwen zelf doen om hier verandering in te brengen? Over deze vragen gingen drie sprekers in debat op 19 juni in de Academische Club van de Universiteit van Amsterdam. Marise Born - hoogleraar personeelspsychologie aan Erasmus Universiteit Rotterdam en bestuurslid van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren - en Marieke van den Brink - universitair hoofddocent bedrijfskunde Radboud Universiteit Nijmegen, promoveerde op gendermechanismen in de benoemingsprocedures van hoogleraren – hielden een inleiding. Hierop volgde een korte reactie van Louise Gunning-Schepers - voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam.

Doormodderen of lef?

 

Komt het vanzelf wel goed of moeten vrouwen meer lef hebben? Marise Born stelt dat lef een goed uitgangspunt is voor meer diversiteit als het gaat om gender, maar ook wat betreft etniciteit. Lef moet komen van meerdere kanten: vrouwen zelf én academische instellingen. De cijfers tonen aan dat emancipatie verre van voltooid is, aldus Marise Born. Figuur 1 laat zien dat meer vrouwen (53.6%) dan mannen afstudeerden in 2011. Naar mate het wetenschappelijke functieniveau stijgt, daalt het aandeel vrouwen. Onder promovendi is het percentage vrouwen nog 44%. Onder universitair docenten is het percentage vrouwen nog maar 33%, onder universitair hoofddocenten 21.5% en onder hoogleraren 14.8%.

 

Het glazen plafond wordt met de jaren iets dunner. Desalniettemin vinden vrouwen bij elke carrière stap gemiddeld meer belemmeringen dan mannen. Alhoewel de percentages vrouwen jaarlijks stijgen zal het – uitgaande van de huidige groei - nog tot 2020 duren tot het aandeel vrouwelijke promovendi gelijk is. Op het niveau van universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren zijn de prognoses respectievelijk 2024, 2044 en 2058.  

Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 http://www.stichtingdebeauvoir.nl/wp-content/uploads/Monitor_Vrouwelijke_Hoogleraren_2012.pdf
Figuur 1: Man-vrouwverdeling bij ingeschreven studenten, geslaagden, promovendi, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren, ultimo 2011 Bron: Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 http://www.stichtingdebeauvoir.nl/wp-content/uploads/Monitor_Vrouwelijke_Hoogleraren_2012.pdf

In Nederland werken de meeste vrouwen parttime. De Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 laat zijn dat dit geldt niet voor vrouwelijke academici. Op alle functieniveaus werkt meer dan de helft van de vrouwen fulltime. De monitor laat echter ook zien dat het salarisverschil tussen mannen en vrouwen wel opgaat voor de wetenschap. Gemiddeld verdienen mannen in dezelfde functie 17% meer dan vrouwen in Nederland. In de wetenschap stijgt het salarisverschil met het stijgen van de functie. Bijna 80% van de vrouwelijke hoogleraren zit in een lagere salarisschaal dan hun mannelijke collega’s. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat vrouwen minder vaak academische management functies vervullen.

 

Erkenning van ambitie

 

Wat maakt de doorstroming zo lastig? Hier zijn verschillende redenen aan te geven, stelt Marieke van den Brink. Er is geen bewijs dat vrouwen minder ambitieus zijn dan mannen. Wel is er verschil in de erkenning hiervan. Zowel mannen als vrouwen schatten de ambitie van vrouwen minder hoog in dan die van mannen. Dit is van belang voor het voordragen van vrouwen op hogere posities. Daarnaast zijn informele netwerken machtig. Mannen hebben over het algemeen een breder netwerk en daarom betere toegang tot informatie. Bovendien zijn deze netwerken essentieel voor het vestigen van een goede reputatie. Interessant is dat de perceptie van gelijkheid weerbarstig is. Alhoewel commissies niet met opzet vaker mannen dan vrouwen benoemen, wijst onderzoek uit de sociaal-psychologie uit dat commissieleden vaak een kandidaat steunen die op hen lijkt. Als commissies uit meer mannen dan vrouwen bestaan, hebben mannen een voorsprong. Tenslotte krijgen vrouwen minder kans om uit te blinken omdat zijn minder uitdagende taken toebedeeld krijgen. Kortom, er is veel wetenschappelijk bewijs voor gender bias. De vraag is dus wat we daar mee doen.

 

Gouden Tips

 

Aan de drie sprekers werd gevraagd of zij een gouden tip hebben om vrouwen in de wetenschap de bevorderen:

 

1.      Mannen betrekken, want gender gaat niet alleen over vrouwen en treft ons allen;

2.      Aandacht hebben voor diversiteit, hetgeen betekent dat het aandeel mannen in gefeminiseerde gebieden ook moet worden bevorderd;

3.      Jaarlijks monitoren van cijfers en deze met decanen doornemen;

4.      Versterken van netwerken van vrouwen;

5.      Vrouwen in bestuurslagen bevorderen;

6.      Altijd vrouwen opnemen in sollicitatiecommissies;

7.      Ontwikkelen van coaching- en mentortrajecten voor vrouwen;

8.      Toezicht houden op uitvoering van beleid;

9.      Vrouwen en mannen (wetenschappelijk personeel en bestuurders), toon lef

10.  Louise Gunning-Schepers sluit af met de woorden dat vrouwen verantwoordelijkheid moeten nemen voor de volgende generatie.

 

We moeten het met zijn allen dus makkelijker maken voor diegenen die na ons komen.